Tekst: Marcel Bouwman

Wat hebben leerlingen nodig om uit te groeien tot volwassenen die hun steentje bijdragen aan de samenleving, economisch zelfstandig zijn én met zelfvertrouwen in het leven staan? En hoe kan het onderwijs daaraan bijdragen?

Om op die vraag een antwoord te formuleren zijn leraren en schoolleiders, daarbij ondersteund door andere experts, na een oproep van toenmalig staatssecretaris van OCW Sander Dekker de afgelopen jaren aan de slag gegaan. Het doel? Het lager en voortgezet onderwijs moderniseren naar de behoeften van deze tijd en toekomstbestendig maken. Dat heeft een groot aantal voorstellen opgeleverd voor de herziening van het curriculum in het primair en de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Voorstellen van onderaf uit het veld, en niet top down door de overheid. ‘The teacher in the lead’, aldus Roel Kuiper, voorzitter van de wetenschappelijke curriculumcommissie. Van meet af aan hebben de decanenverenigingen NVS-NVL en VvSL, toen nog apart, inmiddels gezamenlijk opererend in BiOND, gewezen op het ontbreken van LOB in de opzet en gepleit voor opname daarvan in het nieuwe curriculum. Tijd om eens te kijken hoe goed er naar hen geluisterd is.

Wat vooraf ging

Voor negen leergebieden (Nederlands, Engels/Moderne vreemde talen, Rekenen & Wiskunde, Burgerschap, Digitale geletterdheid, Mens & Maatschappij, Mens & Natuur, Kunst & Cultuur, Bewegen & Sport) hebben negen ontwikkelteams in kaart gebracht wat de benodigde kennis en vaardigheden zouden moeten zijn voor leerlingen: de kerndoelen voor het primair onderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs en de eindtermen voor de bovenbouw daarvan. De voorstellen voor de inhoud van die negen leergebieden bestaan steeds uit drie vaste componenten: een visie, grote opdrachten rondom de essentie van het leergebied en uitwerking daarvan naar kennis en vaardigheden, de zgn. bouwstenen. Op basis daarvan moeten de kerndoelen en eindtermen worden uitgewerkt.

Doeldomeinen als richtinggevende uitgangspunten.

Om een en ander te combineren en op zijn merites te beoordelen stelden de ministers van OCW in juli 2020 als overkoepelende instantie een wetenschappelijke curriculumcommissie in die als opdracht kreeg tussenadviezen uit te brengen. Inmiddels heeft deze commissie drie adviezen uitgebracht. In januari 2021, al meteen bij de eerste twee adviezen, vallen twee aanbevelingen in het bijzonder op. De eerste is dat de kerndoelen en eindtermen een aanbods-, een streef-, en beheersingscomponent moeten bevatten om een breed curriculum te kunnen realiseren De tweede, voor decanen de meest relevante, is dat de drie doeldomeinen van onderwijs – kwalificatie (verwerving van kennis), socialisatie (oriëntatie op waarden en normen in een veranderende samenleving) en persoonsvorming (het ontwikkelen van kritische zelfkennis) – richtinggevende uitgangspunten moeten zijn bij verdere ontwikkelingen.

Verbindende vaardigheden

In die adviezen bleek dat die ‘brede vaardigheden’ waaraan de ontwikkelteams conform hun eigen opdracht ook aandacht dienden te besteden, verre van eenduidig werden geïnterpreteerd. Waar sommige teams die zonder al te grote problemen herkenbaar konden definiëren, worstelden andere met de invulling daarvan. Soms vonden ze invulling daarvan zelfs onwenselijk. Herbezinning op wat er nou precies met die brede vaardigheden bedoeld werd, was dus noodzakelijk. Na gesprekken met alle betrokken partijen, waaronder de VvSL en de NVS-NVL, is besloten die brede vaardigheden te specificeren in zeven verbindende vaardigheden:

  • analytisch denken
    gepaste procedures, (denk)strategieën en/ of modellen gericht kunnen inzetten om een probleem of vraag te verhelderen of op te lossen;
  • kritisch denken
    tot een gewogen standpunt, oordeel of beslissing kunnen komen in zaken van persoonlijk, maatschappelijk en/of wetenschappelijk belang, rekening houdend met verschillende perspectieven;
  • creatief denken
    flexibel inspelen op situaties en met oorspronkelijke en/of ongebruikelijke ideeën komen;
  • communiceren
    in een specifieke situatie (passende) middelen voor informatie-uitwisseling kunnen inzetten dan wel gebruiken om verschillende doelen te bereiken;
  • zelfsturing
    op basis van inzicht in eigen capaciteiten, motieven en doelen kunnen handelen en daarvoor verantwoordelijkheid nemen;
  • praktisch handelen
    zorgvuldig, veilig, doelmatig, duurzaam en democratisch kunnen handelen;
  • sociaal handelen
    respectvol en verantwoordelijk met andere mensen kunnen omgaan en samenwerken, je kunnen verplaatsen in hun gevoelens en overtuigingen en zo nodig het handelen hierop afstemmen.

Deze zeven manieren van denken en doen vormen als het ware de wieken van een molen: ze hangen met elkaar samen en draaien, de ene keer pregnant, de andere keer wat minder duidelijk, door de drie pijlers van de nieuwe curricula heen: de vakken of leergebieden, de complexe werkwijzen en het loopbaanleren. De figuur van het zgn. molenmodel geeft de drie contexten waarin die vaardigheden aan de orde gesteld kunnen komen duidelijk weer.

Het is nadrukkelijk niet de bedoeling, dat dit nieuwe model een dwingend, knellend systeem van regels en voorschriften wordt. In een podcast vergelijkt commissievoorzitter Roel Kuiper, rector en bestuursvoorzitter van de Theologische Hogeschool Kampen, het nieuwe systeem met een huis: ‘Als commissie zijn wij zijn verantwoordelijk voor de architectuur van het huis, met doorlopende gangen voor alle leerlingen. De scholen, de leraren, teamleiders en directies, moeten de kamers zelf inrichten en bewoonbaar maken.’ www.curriculumcommissie.nl/podcasts). De commissie is dus voorstander van een breed curriculum voor leerlingen waarbinnen ruimte is voor scholen om eigen keuzes te maken. Op die manier wordt tevens het eigenaarschap van leraren vergroot.

Aansluiting

Zoals uit de schematische voorstelling blijkt, is LOB, hier herdoopt tot loopbaanleren, benoemd als een aparte context. Juist daarin komen verschillende verbindende vaardigheden immers bij elkaar: leerlingen moeten in hun zoektocht naar een vervolgopleiding analytisch, maar ook creatief informatie verzamelen, heel praktisch vervolgopleidingen bezoeken, communiceren met studenten en/of voorlichters, maar vooral bij zichzelf te rade gaan: wie ben ik, wat kan ik, wat wil ik? De aansluiting met de vijf loopbaancompetenties van Marinka Kuijpers – reflectie op motieven en kwaliteiten, werkexploratie, loopbaansturing en netwerken – ligt voor de hand. Loopbaanleren (LOB) geldt als de context bij uitstek waarin leerlingen verbindende vaardigheden kunnen oefenen. Gezien het belang van loopbaanleren en het beroep dat daarbij wordt gedaan op diverse verbindende vaardigheden wordt dit apart als derde context benoemd.

Relevant in de praktijk

Papier is geduldig, mooie woorden vloeien gladjes uit geoefende pennen, maar wat betekenen deze fraaie frasen in praktijk? Vooralsnog is de wetenschappelijke commissie van oordeel dat er meer onderzoek nodig is om te komen tot implementatie van verbindende vaardigheden in kerndoelen. In het ‘molen-model’ ziet zij daarvoor goede aanknopingspunten.

Maar gelukkig blijft het niet bij vage beloften: in het webinar dat Sandra Mors, bij BiOND beleidsmedewerker LOB vo en mbo, en Minette van den Bemd, beleidsmedewerker LOB havo-vwo bij de nieuwe vereniging, in juli van dit jaar over dit onderwerp bij woonden, werd expliciet gesteld dat LOB in ieder concept-examenprogramma van vmbo, havo en vwo een plek krijgt. Zo wordt LOB binnen ieder examenprogramma vakspecifiek uitgewerkt in eindtermen en worden relevante loopbaancompetenties gekoppeld aan vakinhoud.

En er is meer: Sandra Mors is gevraagd deel te nemen in een SLO-werkgroep, die gaat meedenken over de personele samenstelling van de advieskringen die de voorstellen van de curriculumherziening moeten concretiseren. Samen met Minette van den Bemd volgt zij de ontwikkelingen rondom Curriculum.nu, sinds kort herdoopt in Curriculumherziening, nauwgezet. ’n Begin is er. Of liever, ‘n beginnetje. Bescheiden, beperkt tot de eindexamenpopulatie en nog niet gericht op een schoolbreed LOB. Maar dat begeleiders in onderwijs worden gehoord, dat staat buiten kijf.

Verplichte kost

Heb je dit artikel over de perikelen rondom Curriculum.nu, tegenwoordig dus Curriculumherziening, met opgetrokken wenkbrauwen en de nodige scepsis gelezen? Hierbij dan enig tegenwicht. Tijdens het schrijven ervan, medio september, stuitte ik op ‘Progressief Achteruit: Zwartboek over de last van slechte ideeën voor het funderende onderwijs’, een zwartboek dat Jaap Scheerens en Paul A. Kirschner, twee leden van het team Red het Onderwijs, net hadden gepubliceerd. Scheerens, emeritus hoogleraar Onderwijsorganisatie en -management aan de Universiteit Twente, en Kirschner, emeritus hoogleraar Onderwijspsychologie aan de Open Universiteit en gasthoogleraar aan Thomas More Hogeschool Antwerpen, fileren daarin op uiterst scherpzinnige wijze het oeverloze gezwatel en heilloze gestuntel waaraan het Nederlandse onderwijs al sinds de Mammoetwet ten prooi is gevallen. Ze leggen met steekhoudende argumenten de vinger op de zeerste plek: het gebrek aan ambitie om de prestaties te verbeteren. Kennis en kennisverwerving, da’s vloeken in de kerk… In plaats daarvan zijn de wensen van leerlingen – en hun ouders – leidend geworden, romantiseert men de zegeningen van gepersonaliseerd en zelfontdekkend leren en palavert men te pas en te onpas modieus over soft skills en 21th century skills zonder dat iemand weet wat daarmee wordt bedoeld. Het gevolg? Het tegengestelde van wat men zegt te willen bereiken: de al jaren dalende onderwijsprestaties dalen verder, kinderen uit kansarme milieus blijven verstoken van kansen en goede leraren die echt voor hun vak staan, zoeken hun heil wijselijk elders… Iets meer dan veertig pagina’s slechts, maar verplichte kost voor leraren, team- en schoolleiders, schoolbestuurders, onderwijspedagogen en -ontwikkelaars, Kamerleden en ministers van onderwijs. Voor iedereen kortom, die te maken heeft met onderwijs.

Lezen dus!

Vergelijkbare berichten